Pleidooi voor inclusief kerk zijn

Een verwarrende synodevergadering

Een synodelid met homoseksuele geaardheid had gevraagd om recht gedaan te worden. Hij ervaart de wijze waarop in de kerkorde over relaties van liefde en trouw spreekt als discriminerend. Een rapport op de najaar synode van 2017 ging niet over recht en onrecht maar over onoverbrugbare verschillen in (geloofs)opvatting. Na een emotionele nabespreking constateerde het synodelid in plaats van recht begrip gekregen te hebben. Dit najaar zet de synode het gesprek voort.

 

Wat communiceert de kerkorde?

In de Ordinanties 5.3 en 5.4 maakt de kerk onderscheid tussen zegenen en inzegenen, waarbij de laatste gereserveerd is voor het traditionele huwelijk tussen man en vrouw. Het verschil tussen deze begrippen blijft wat onduidelijk, maar met de begrippen maakt de kerk onderscheid (discrimineert) tussen het huwelijk tussen verschillende soorten huwelijken

Vervolgens verbindt de kerk de voorwaarde aan het zegenen van die andere ‘huwelijksverbintenis’, dat er in de gemeente beraad over plaatsvindt en dat een gemeente na dit beraad akkoord gaat met het zegenen van die relatie.

Zo legitimeert de kerk een geloofsopvatting dat andere huwelijken dan die tussen man en vrouw niet te rijmen zijn met Gods bedoeling en geeft deze zelfs grotere legitimiteit dan een ruimhartiger geloofsopvatting. Immers het uitgangspunt is dat deze relaties niet gezegend worden. In mijn ogen realiseert de kerk zich onvoldoende welke verantwoordelijkheid zij daarmee op zich laadt voor de positie van mensen met een niet heteroseksuele geaardheid en hun relaties.

 

De context doet ertoe

Nog bijna dagelijks komen er berichten over discriminatie van en geweld tegen mensen vanwege hun geaardheid en hun ‘andersoortige’ relaties. Ook uit Nederland. Een nieuwsbericht deze zomer vermeldde dat er onderzoek komt naar het sterk toegenomen aantal zelfmoorden. Bijzonder aandacht zal worden besteed aan homo’s, lesbiennes en transgenders. Waarom?

In veel landen is het erger. In veel landen wordt het bestaan van homo’s ontkend. Uitkomen voor je geaardheid kan je duur komen te staan. Er staan wettelijk straffen tot aan de doodstraf toe op homoseksualiteit en maatschappelijk geweld tegen homo’s blijft onbestraft. In het christelijke Roemenië heeft de kerk geprobeerd het huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht onmogelijk te maken.

Dit geen ‘ver van mijn bed show’ meer. Christelijke en andersgelovige immigranten nemen hun denkbeelden mee.

Nederland is relatief tolerant, maar christenen blijken hier negatief bij af te steken. In het juni-nummer van het blad ‘Promise’, betoogt de redacteur dat de Bijbel zich ontegenzeggelijk uitspreekt tegen homoseksualiteit en dat andere opvattingen (dus) het werk van de duivel zijn. In het Nederlands Dagblad vertelt een lesbische bekeerling, dat haar kerk aandrong op beëindiging van haar lesbische relatie. Volgens de  R.K.-kerk strookt haar relatie niet met de leer van de kerk.

Keuzes die de kerk maakt in deze maatschappelijke context doen er toe. Wij maken deel uit van dit publieke domein. Als wij als kerk legitimiteit verlenen aan discriminerende geloofsopvattingen, dan dragen wij bij aan een klimaat van uitsluiting en geweld tegen medemensen.

 

Hoe gaan we om met tegenstellingen?

In een terugblik op de synodevergadering van november 2017 schrijft de scriba “In de Protestantse Kerk gaat het om inclusief kerkzijn, delend aan de ene tafel, die ervan leeft dat God ‘beide kinderen’ ziet, uit liefde. Zowel homo’s als hetero’s. Ook hen die innerlijk geen ruimte vinden voor inzegening van een homohuwelijk.”

De vraag of geloofsopvattingen door de beugel kunnen stelt hij niet. Logisch toch? De kerk is  pluriforme en vrijheid van godsdienst is in de grondwet verankerd!

Toch is het vreemd, dat een kerk die ‘inclusief kerk zijn’ tot norm maakt, ook geloofsopvattingen en gemeenschappen legitimeert die inclusiviteit afwijzen. Het roept de vraag op of je in de kerk bepaalde geloofsopvattingen niet krachtiger ter discussie moet stellen.

Wij gaan liever de weg van het respectvol gesprek. Die weg ben ik zelf als predikant ook gegaan met twee gemeenten. Lange intensieve processen die niet konden voorkomen dat toch gemeenteleden vertrokken.

De tekst in de kerkorde is de uitkomst van een vergelijkbaar proces. Toch hebben een aantal gemeenten de Protestantse Kerk verlaten. En volgens het moderamen zijn nu, veertien jaar later, “de tegenstellingen in de kerk over deze kwestie niet minder geworden”. Hoe is dat mogelijk? Wat is er in die veertien jaar gebeurd? Vijftig jaar geleden werd het (kerkelijk) homohuwelijk een kwestie in het publieke debat en is dit waar wij nu zijn?!

 

Predikanten en theologen?

Mogen wij in de kerk een geloofsopvatting, die een homohuwelijk als inferieur beschouwt en de mogelijkheid van inzegening ontzegt koesteren? Als predikant en theoloog ljkt mij dat onverdedigbaar. Volgens mij valt het ons predikanten en theologen aan te rekenen als wij gelovigen met deze geloofsopvatting niet ter verantwoording roepen. Wij hebben de kennis en het instrumentarium om duidelijk te maken dat deze opvatting niet deugt, maar wij hebben verzuimd om die in te zetten. Gemeenteleden valt alleen iets te verwijten als zij zich rigide afsluiten voor elke correctie van hun  geloofsopvatting. Ik wil dit nader toelichten.

 

Kan elke geloofsopvatting richtinggevend zijn voor ons handelen?

Professor Daniel DeNicola[1] Legt uit dat ieder mens geloofsopvattingen meekrijgt die niet deugen. Dat valt niemand te verwijten. Maar, zo stelt hij, het is wel verwijtbaar als mensen rigide vasthouden aan dit soort overtuigingen en weigeren om zich beter te laten informeren. Hij betoogt dat geloofsopvattingen niet deugen als zij feitelijk onjuist zijn, als zij moreel verwerpelijk zijn (discriminerend etc.) en als zij op onverantwoordelijke wijze tot stand gekomen zijn of in stand gehouden worden (dubieuze bronnen). Vasthouden aan ondeugdelijke geloofsopvattingen acht hij gevaarlijk en niet acceptabel omdat zij zich vertalen in gedrag dat het goede samenleven kan bedreigen.

Gemeenten, die verschillende huwelijken ongelijk behandelen, discrimineren en hebben dus een negatieve invloed hebben op het goede samenleven. De overtuiging dat God het zo wil kan niet voldoende onderbouwd worden. Iedere geschoolde predikant en theoloog weet dat het onmogelijk is om op basis van de Bijbel of traditie zulke ‘gezaghebbende’ conclusies te trekken. Dat vraagt om een hele reeks interpretatieslagen, die alle betwijfelbaar zijn. Een paar voorbeelden: Op welke manier kan de Bijbel als Gods Woord beschouwd worden? Zijn teksten normatief of alleen als beschrijvend? Welke invloed heeft een cultureel bepaalde norm? In hoeverre gaat het in de Bijbel over verschillende vormen van huwelijk zoals wij die kennen? De veelheid van opvattingen maakt een gezaghebbend beroep op ‘Gods wil’ onmogelijk.

 

Verantwoordelijkheid van theologen?

Een van de collega predikanten luchtte zijn hart op de synodevergadering met de woorden: “Ik kan met heel veel consideraties die hier op tafel liggen mee als het om mijn eigen ziel gaat. Maar ik zit met diezelfde ziel vast aan de Gereformeerde Bond en confessionele beweging. Ik voel me verscheurd. Ik wil niet dat gemeenten de Protestantse Kerk verlaten. … Help ons dan … om dat gesprek te voeren.” Ik herken dat gevoel van machteloosheid, maar realiseer mij nu dat dit onterecht is. Zes jaar opleiding heeft ons het instrumentarium gegeven gemeenteleden te onderwijzen en hen te corrigeren. Achteraf besef ik dat ik verzuimd heb dat voldoende in te brengen.

De ervaring leert dat dit ook gebeurt op de theologische opleiding. In mijn studententijd heb ik ook homoseksuele vrienden terechtgewezen. Noch in de gemeente, noch aan de universiteit ben ik daar ooit op aangesproken. Een lesbische stagebegeleider, die de kerk al vaarwel gezegd had confronteerde wel mij met mijn opvattingen. Verder was het aan mijzelf om alle informatie te verwerken. Studiegenoten konden veel van wat zij leerden naast zich neerleggen en met ongefundeerde discriminerende geloofsopvattingen predikant worden. Niemand die hen hierop aansprak. Ook ik niet.

Hoe is het nu? Trouw van 17 april schrijft over de verrechtsing onder theologiestudenten. Theologiestudenten spreken uit dat zij moeite hebben met de vrouw in het ambt en met het homohuwelijk. Dit kan verklaarbaar zijn vanwege hun achtergrond, maar van een theologische opleiding mag je toch verwachten dat zij van haar studenten een deugdelijke verantwoording voor hun opvattingen eist. Een medewerker: “Bij de PThU mogen studenten denken wat zij willen, als zij aan de studie beginnen en ook tijdens de academische opleiding.”  En een hoogleraar: “Theologiestudenten – van wie een deel dominee wordt – hebben vaak conservatievere ideeën over vrouwen en homoseksuelen. Ze hebben soms moeite met de vrouw in het ambt en met het zegenen van homoseksuele relaties in de kerk – wat in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) beide mogelijk is, maar niet wordt voorgeschreven.”. En daarmee zijn wij weer terug bij de Kerkorde.

 

Willen wij een Kerkorde die een ondeugdelijke en discriminerende opvatting legitimeert? Of durven wij te kiezen voor een rechtvaardige kerkorde?

Als theologen staan wij voor de uitdaging om de ondeugdelijkheid van deze opvattingen aan het licht te brengen.

Met de scriba zou ik willen zeggen: Het gaat ons om een inclusief kerk-zijn die uitdrukt dat  Gods liefde uitgaat naar alle kinderen. Maar dat kan alleen als we een geloofsopvatting die anderen discrimineert om hun andere manier van uiting geven aan liefde en trouw binnen kerk tegenspreken en ter verantwoording roepen.

Marten Knevel

20 juli 2018

[1] Het artikel valt hier te lezen: https://aeon.co/ideas/you-dont-have-a-right-to-believe-whatever-you-want-to

 

Plaats een reactie